De Kinderboekenweek met als thema ‘Reis mee’ is weer voorbij. Een aantal kinderen heeft een bijdrage geleverd aan het verhaal van Rian Visser. Zij had een verhaal geschreven dat niet af was, de kinderen hebben het samen afgemaakt. Er zijn dus een heleboel schrijvers van dit verhaal! Lees gauw hoe het is geworden!
Op een dag liep ik op straat. Ik kende de straat goed, want het was dichtbij de plek waar ik woon. Deze keer was er iets anders. Er stond ineens een groot gebouw. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat het geen gebouw was. Het was een grote boekenkast! Zo groot als een wolkenkrabber. Ik tuurde omhoog. De bovenkant van de kast verdween in de wolken. Ik zag het boek omlaag vallen. Maar halverwege de kast remde het af. Het begon te zweven. En het boek kwam dichterbij de grond. Ik ontdekte dat er iemand op zat. Iemand bestuurde het boek, alsof het een voertuig was.
‘Hé, hallo!’ riep ik. ‘Waar kom jij vandaan?’
‘Ik kom uit het boek,’ zei de bestuurder.
Daarna vloog het recht vooruit. Het boek was een vliegtuig geworden. Het boek vloog een rondje om mij heen. ‘Waar ga je naartoe?’ vroeg ik aan de bestuurder. ‘Ik ga op reis.’ ‘Waarheen?’ vroeg ik, want ik wilde graag weten wat de bestemming was.
‘Naar Onbekend,’ zei de bestuurder. ‘Is dat een land of een stad?’ vroeg ik.‘Dat is Onbekend,’ zei de bestuurder. ‘Wil je mee?’Dat wilde ik wel, want ik wist niet hoe Onbekend er uitzag. Daar was ik erg nieuwsgierig naar. Het boek vloog nog steeds in cirkels om mij heen. Ik wilde graag meegaan, maar dan moest het boek wel even stilstaan, zodat ik kon opstappen. ‘Kun je landen?’ vroeg ik. ‘Dat is goed,’ zei de bestuurder. Het boek ging naar de grond. Toen het geland was, klom ik aan boord. Het was fantastisch om op een vliegend boek te zitten.
‘Hou je stevig vast,’ zei de bestuurder. Dat deed ik en dat was maar goed ook, want we spoten er vandoor! Onze reis ging verder. Na een tijdje kwamen we op een heel bijzondere plek.
‘Is dit Onbekend?’ vroeg ik. ‘Inderdaad,’ zei de bestuurder. ‘Ik ben hier nog nooit geweest, dus voor mij is dit Onbekend.’
‘Voor mij ook,’ zei ik. Nieuwsgierig keek ik om me heen. Ik zag dingen die ik nog nooit had gezien. Onbekend was een fantastische plek. We hadden het er heel leuk. Ik wist zeker dat ik er een verhaal over zou schrijven, als ik later weer thuis zou zijn. Het was heel speciaal om in een voertuig te zitten dat ook een boek was. Af en toe sloeg er zomaar een bladzijde om. Toen zag ik dat het een heel bijzonder boek was met mooie woorden, die je alleen in boeken leest. Er stonden ook prachtige tekeningen in. Ineens gebeurde er iets raars. Er kwam iets tevoorschijn uit het boek…
Een dino kwam uit het boek en hij spoot vuur met steen. Hij vloog rondjes om ons heen en dook naar beneden. Daarna vloog hij weer omhoog. Ik mocht met hem mee naar de andere dino’s. We gingen naar de speeltuin. Daar waren heel veel andere dino’s. Ze waren heel erg vriendelijk. De hele middag was ik samen met de dino’s aan het spelen. En ik ging op een pterodactylus vliegen. We vlogen terug naar het boek en we zochten op in het boek waar Speelland lag: in Almelo in de wijk Osserkoppelerhoek. Maar de mensen waren heel bang voor de pterodactylus. Ik werd afgezet door de pterodactylus en hij vloog weg. Alleen bleef ik achter in Speelland.
Ik liep verder en ik ontdekte een ridder. Verderop stond een kasteel met nog meer ridders en een koning. De koning zag mij en liep naar mij toe. Hij nam mij mee naar het kasteel en vroeg aan mij: wat doe jij hier? Ik ben neergezet door een pterodactylus. Een pterodactylus? vroeg de koning? Ja! zei ik. De koning nam mij mee naar binnen en wees naar de muur. Toen zag ik een schedel van een tyrex. Hij kwam tot leven en probeerde ons op te eten. Hij verwoestte het hele kasteel. Ik pakte een balk en ik sloeg tegen het skelet van de tyrex. Het hele skelet stortte in. Toen lagen er overal botten op de grond.
Daarna ging ik naar een ander land met het vliegtuig. We vlogen naar Turkije. De koning en ik gingen daar zwemmen in het zwembad. Toen gleden we van de glijbaan. Daarna waren we moe en gingen we slapen. In de ochtend kregen we een ontbijt. Er stond een grote tafel met een buffet en je kon kiezen wat je wilde eten. Na het ontbijt ging ik alleen naar Nooitgedachtland samen met Peter Pan en Tinkle Bell. Tinkle Bell zorgde dat ik kon vliegen door sterrenstof en toen zag ik Belle en het Beest. Dat was mooi. Samen met Belle en het Beest gingen we naar een volgend land. We reisden met een Sponge Bob-luchtballon. We kwamen aan bij Ariël. Ariël toverde een zeemeerminstaart aan onze benen.
Daar gingen we de rest van de middag zwemmen. We mochten zelfs van Ariël en Botje daar eten. Ineens kwamen de zussen van Ariël langs. Nadat we afscheid hadden genomen, vlogen we in de Sponge Bob-luchtballon naar Assepoester. Zij was in Delden en ging met iemand eten kopen. Daarna kwamen ze weer thuis met de Spong Bob-luchtballon en gingen ze koken. Ze maakten heerlijke pannenkoeken met stroop. Ik nam afscheid. Op de grond zag ik een boek liggen. Ik deed het boek open en ik werd er in gezogen. De wereld was grijs en er waren geen kleuren. Toen zat ik te denken aan een wereld die ik kende van een spel. Opeens kwam er overal kleur en leek de zwarte wereld op het spelletje. Ik zag een parcours dat ik moest doen en één stukje was heel lastig. Ik moest het wel tien keer overnieuw doen, tot ik er overheen kwam.
Toen kwam ik bij een voetbalwedstrijd terecht. Er was een toernooi met FC Twente, Barcelona, PSV, Ajax, NAC Breda en Manchester City en Manchester United. Er waren Ronaldo, Messi en Neymar jr., Frenkie de Jong. Ik mocht meespelen met Manchester City en ik zag daar Cum Aguero, Van Dijk, Ederson, Kompany, Wijnaldum en Suarez. Toen ik klaar was met voetballen, ging ik weer terug in het boek. Ik kwam in een witte omgeving terecht. Daar kon je bouwen met kleine legostenen. Ik bouwde een hele grote hond en die kwam tot leven. Daarna ging ik weer terug naar de goede bladzijde in het boek om verder te vliegen. De hond ging met mij mee.
Opeens begon het boek heel snel te dalen en kwamen we in een heel bijzondere omgeving: Area 51. Er waren geruchten dat er aliens waren. Ik kreeg de rilling over mijn rug. Ik hoopte dat er daar niks was! Maar er waren geruchten over aliens. Oh, ik zag ineens een alien. Ze zagen er eigenlijk best grappig uit. Oh nee, ze schoten op het boek. Het boek zei dat ie nog maar één sprong kon maken. Ik ging weer in het boek, het boek nam een aanloop en maakte een hele grote sprong naar een andere locatie. Ineens zag ik dat ik weer thuis was in mijn bed. Ik had een prachtige droomreis gemaakt.